Belastingaangifte, vergunningen, uitkeringen – we regelen het allemaal online. Burgers delen daarbij zonder aarzelen hun persoonlijke gegevens en identiteit. Alleen stemmen doen we nog steeds niet digitaal.
Nederland loopt voorop in digitale dienstverlening, maar bij verkiezingen blijkt vertrouwen een cruciale factor. In campagnetijd zien we dat ons geloof in een eerlijke democratie zich nog niet volledig laat digitaliseren en dat we die zelfs moeten beschermen tegen digitale beïnvloeding.
Politieke partijen benutten de kracht van sociale media om gericht kiezers te bereiken. De voordelen van microtargeting zijn duidelijk: groot bereik, snelheid en precisie. Tegelijk roept het de vraag op of algoritmes onze verkiezingen sturen en ons onbewust in een digitale informatiefuik trekken. Zolang transparantie ontbreekt en antwoorden uitblijven, knaagt dat aan het digitale vertrouwen en dat is juist wat we zo hard nodig hebben.
Dat dat vertrouwen broos is, blijkt ook uit het besluit van grote sociale mediaplatformen om geen politieke advertenties meer te tonen aan Europese gebruikers. Een maatregel die voortkomt uit nieuwe EU-regels tegen buitenlandse inmenging bij verkiezingen. Ook de recente weigering van enkele bigtech-bedrijven om met de Tweede Kamer in gesprek te gaan over beïnvloeding van de verkiezingen wekt geen vertrouwen.
Voor het stemmen zelf geldt eigenlijk hetzelfde. Digitaal stemmen lijkt een logische volgende stap, maar het rode potlood blijft het symbool van vertrouwen. Een digitaal systeem kan efficiënt zijn, maar nooit volledig transparant. Een algoritme kun je niet natellen. Controleerbaarheid gaat daarom boven snelheid en gemak. Voorlopig baseren we ons vertrouwen daarom nog op mensen die kijken, tellen en controleren.
De toekomst van digitale verkiezingen hangt dus niet af van meer technologie, maar van één vraag: hoe digitaliseren we vertrouwen?